Ik heb klaarblijkelijk het enorm nuttige talent om totaal oninteressante feiten of gebeurtenissen te onthouden. Zo weet ik nog dat mijn moeder vroeger een olijfgroene Opel Kadett reed. Eentje met van die zilverkleurige handgrepen aan de deuren. Bruine bekleding. Zwarte accenten. En in het dashboard joekels van ventilatieroosters.
Maar ja, als kind lijkt de wereld al snel heel indrukwekkend.
Het was zo’n auto waarbij je nog een choke moest gebruiken als je ’m wilde starten en waarmee we ooit bij Ridderkerk op de vluchtstrook van de A16 strandden. Volgens de meneer van de Wegenwacht was dat ook iets met de choke.
Ik neem je mee naar nog zo’n herinnering: mijn eerste stageplek. Het is de zomer van 1996 en ik werk op kantoor bij een bouwbedrijf. Links naast me zit de inkoper van de afdeling.
Naast het toetsenbord van zijn naar huidige begrippen gigantische computer liggen een verfrommeld pakje Van Nelle-shag en zo’n aansteker van drie kwartjes. En er staat een grote glazen asbak. Rechts van mij: het raam dat ik om het uur even open zet als we weer eens te veel in nevelen gehuld raken.
Schuin tegenover me zit Cees. Of is het Kees? Ik weet het niet en durf het niet te vragen omdat het misschien wel stom overkomt. Terwijl Cees best een aardige, wat oudere man is. Cees is chef buitendienst maar lijkt in de verste verte niet zo handig als de monteurs waar hij leiding aan geeft.
Op een middag komt hij binnen met een transistorradio onder zijn arm. Zo’n radio met twee grote knoppen erop: eentje voor het volume en eentje om de zenders te zoeken.
Demonstratief en licht onhandig schuift hij een stapel dossiers opzij, steekt de stekker in het stopcontact en schuift de antenne uit. Met een plof vult het gekraak uit de ether de ruimte. Veel te luid. Veel te lomp. Maar net niet lomp genoeg om zijn gevloek tijdens het zoeken van Hilversum 1 te overstemmen.
Gevloek dat bij het horen van wielercommentatoren als Jacques Chapel, Jeroen Wielaert en Gio Lippens plotsklaps verdwijnt als sneeuw voor de zon. Als hongerklop in het zicht van de meet. En plaatsmaakt voor aanstekelijk gekrijs van een kinderlijk soort blijheid.
Ik maak het als stagiair voor de eerste keer mee maar het blijkt een traditie te zijn. Elke zomer opnieuw. Cees in de weer met z’n radiootje om live de Tour de France te kunnen volgen. Want dan is de zomer pas echt begonnen.
In de weken die volgen, volg ik, of ik het wil of niet, voor het eerst De Tour de France. De 83e Tour met een Grand Départ in mijn latere woonplaats ’s-Hertogenbosch.
De Tour waarin Johan Bruyneel tijdens een afdaling in de Alpen een ravijn inrijdt en met hulp van toenmalig Rabobank-bestuurder Herman Wijffels weer op de fiets belandt.
De Tour waarin Miguel Indurain in de nadagen van zijn carrière moet lossen op weg naar Pamplona.
De Tour die uiteindelijk overtuigend gewonnen wordt door Bjarne Riis. Assistée par dopage. Maar wisten wij veel.
Zou mijn liefde voor Le Tour daar begonnen zijn? Ik weet het niet. Ik heb ook geen transistorradio met twee grote knoppen. Maar als ik ’m wel zou hebben, zag je me nu waarschijnlijk ostentatief en licht onhandig dat ding afstemmen op Radio Tour de France.
Om dan stilletjes te juichen. Morgen begint de zomer weer!